Sinds ik weet hoe de cover van het nieuwe nummer van Poëzietijdschrift Awater eruit ziet, ben ik benieuwd naar welke link er bestaat tussen de dichtkunst en Inspector Gadget. Voor mij is dat een eindeloos intrigerende tekenfilmfiguur, omdat ik hoor tot een generatie die het – toen we negen, tien jaar oud waren – over niets anders had, maar ik tegelijkertijd net dat ene kind in de klas was dat geen kabeltelevisie had en het dus niet kon zien. De tune – toebedoebedoe Inspector Gadget, toebedoebedoe toe toe – kende ik uit mijn hoofd ver voordat ik ook maar een minuutje van de serie had gezien. En toen mijn ouders eindelijk overstag gingen, en ik naar Sky Channel kon kijken en het kon zien, was ik te oud om het echt te waarderen.
Verlangen naar iets dat is geweest, het idealiseren, dat noemen we heimwee. Hoe noemen we de progressieve variant daarvan, dus verlangen naar iets dat nog moet komen?
Dankzij Awater en tekenaar Marcel Ruijters overweeg ik nu of mijn verlangen naar Inspector Gadget eigenlijk een verlangen was naar Paul Celan. Want dat is de figuur op de voorkant, komende van een verstripping van een van zijn gedichten in het blad.
Het past. Het duurde ook lang voordat ik Celan las, ook een beetje afgeschrikt door zijn reputatie als loodzwaar en ondoordringbaar. Toen ik voor een lezing in Perdu ooit eens terugkeerde naar zijn werk, zag ik ineens dat het ook barstte van lichtvoetigheid, plezier en nieuwsgierigheid. Juist dat lichte aspect van Celan zit ook in de verstripping.
Misschien is nieuwsgierigheid het woord voor progressieve heimwee.
Stenen
Tijdens de intifada hebben we een klein stukje van Palestina opgepakt en naar de Israëlische soldaten gegooid. Ze renden weg en ik vraag me al sinds mijn kindertijd af waarom ze vluchten als we een stukje beloofd land naar hen gooien.
Niet alleen ontrafelt Almadhoun hier verschillende narratieven – die van stenengooiende Palestijnen, die van ideeën over een beloofd land – er zit ook een bepaald plezier in het ontrafelen, want bekijken ervan. De detective legt niet alleen bloot hoe iets zit, hij doet het met een mateloze fascinatie.
In zijn oeuvre stelt de Amerikaanse filosoof/theoloog John Caputo dat de Deconstructie van Derrida in het teken staat van het “to come”. Dat het ontrafelen van de werkelijkheid, dat een narratief is, de werkelijkheid open maakt voor dat wat nog moet komen.
In de net verschenen Awater schrijf ik over Dagtekening van liefdesvormen, de nieuwe bundel van Rozalie Hirs. Wie mij kent, weet dat ik een fan ben. Een van de mooie aspecten van haar werk, is dat het romantisch is maar tegelijk progressief. Dat wil zeggen: het beweegt vooruit, niet achteruit. Heimwee naar wat nog moet komen. Ook in deze bundel weer.
Dat het deze keer een expliciet autobiografische bundel is, maakt dat alleen nog maar interessanter. Want is een iemand niet iets dat je alleen maar achteraf kunt blijken te zijn geweest? Beweegt de bundel zich naar de iemand die nog moet komen? Ik denk het wel. In die zin is het niet alleen een autobiografie, maar ook een antibiografie. Of nee, een anabiografie. Een bundel die het leven in zijn wording beschrijft.
Meer daarover vind je in mijn Awater-stuk. Maar vooral in Hirs’ prachtige bundel.
Geef een reactie