Joost Baars
Bij Moederdag

Mijn moeder heeft ooit aan de keukentafel vrij stellig beweerd dat ze niet om Moederdag gaf. Ze vond het leuk toen wij - mijn broer en ik - op school zelf iets in elkaar knutselden (bijvoorbeeld de meest wonderlijke kunstvorm die ik ooit bedreven heb: een plak gips met daarin willekeurige kleine dingen gedrukt: een knoop, een veer, een takje, etc.) maar toen die periode eenmaal voorbij was, kon ze het toch niet zien als iets anders dan commerciële zakkenklopperij omtrent iets dat er zonder dat cadeautjescircus ook al was, en het hele jaar door: de liefde van een kind voor zijn moeder. Wij waren tieners destijds, en dachten: mooi, dan zijn we daar ook vanaf. Sindsdien deden we niet echt aan Moederdag. Oh, ik belde haar wel eens op, of ik stuurde een bloemetje, maar zeker niet elk jaar en meestal niet, denk ik. Ik denk eerlijk gezegd dat ze nog wel eens spijt heeft gehad van haar tirade. Maar toegegeven heeft ze dat nooit. Nu is ze er niet meer, en beleef ik mijn eerste moederloze Moederdag. Mis ik haar? Allicht. Maar - en hier klopt het dus wat mijn moeder zei - dat deed ik gisteren ook, en morgen zal het niet anders zijn. Wat wel anders is, is dat je in de periode in aanloop naar Moederdag iets vaker op je gemis wordt gewezen, vooral door de reclame-industrie. Dat is dan ook een "kwestie". Ach, wat leven we toch in een wonderlijke tijd.
Wonderlijk, omdat die "kwestie" lijkt voort te komen uit het idee dat je de mogelijkheid moet hebben, of misschien zelfs het recht, om de pijn van dat gemis te ontlopen. En ergens begrijp ik dat wel. 'Moederdag', zoals wij dat kennen, is in de jaren '20 van de vorige eeuw voortgekomen uit een niet lang daarvoor ingestelde dag op de Methodistische liturgische kalender. Het postkaartenbedrijf Hallmark liet er kaarten voor drukken, en vanaf toen nam Moederdag een commerciële wending. Zozeer zelfs, dat de bedenker van Mother's Day, Anna Jarvis, in verzet ging door boycots van Moederdag te organiseren en protestdemonstraties bij bijvoorbeeld een conferentie van snoepverkopers. Ze werd zelfs gearresteerd toen ze datzelfde deed bij een bijeenkomst van de American War Mothers, die via Moederdag geld wilden inzamelen. Jarvis spande rechtszaken aan tegen bedrijven als Hallmark, waarbij ze beargumenteerde dat Moederdag bedoeld was om mensen hun moeders te laten eren door middel van handgeschreven brieven waarin ze zelf hun liefde en dankbaarheid uitdrukten, in plaats van het kopen van cadeautjes en het sturen van voorgedrukte kaarten.
Ik herken daar mijn moeder in, in Anna Jarvis' verlangen naar een bepaalde puurheid, een bepaalde oprechtheid en eerlijkheid. Je kunt stellen dat Moederdag-reclames de pijn van mijn gemis triggeren met winstoogmerk zoals ze eerder gebruik probeerden te maken van mijn liefde voor mijn moeder - of misschien mijn schuldgevoel, mijn gevoel van tekortschieten richting haar - met hetzelfde doel. Op die manier spelen reclames de hele dag door in op onze diepste emoties, en maken ze ze zo tools in een mechaniek waarbinnen ze ook een beetje onteerd worden. Beter gezegd: ze krijgen iets neps. Ze worden een toneelstukje. Zoals ik nu ook dit stukje schrijf op Moederdag, en mijn emoties omtrent mijn dode moeder zo uitlever aan het mechanisme rondom die dag, en dat mijn verdriet in zekere zin performatief maakt. Ik kan me nog goed herinneren te leven in een wereld waarin je alleen reclame zag als je televisie keek, of in een winkel was, en toen was dit principe al veel invasiever dan we ons realiseerden. Nu we leven in een wereld waarin we via de sociale media 24 uur per dag met reclame worden overgoten, lijkt soms werkelijk alles een toneelstukje te worden.
Ik bedoel te zeggen dat daar mijn begrip in ligt: ja tegen het verzet tegen het mobiliseren van onze diepste emoties voor de verkoop van spullen. Maar het wonderlijke van onze tijd is dat dat niet de inzet is van het Nu.nl-artikel waarnaar ik linkte. Want zulk verzet zou niet alleen over rouw moeten gaan, maar over alle emoties: blijdschap, vreugde, plezier, verdriet, opwinding, geilheid, liefde, haat, boosheid, noem maar op. En niet alleen over zaken met gravitas, maar ook juist over de lichte dingen, dingen die zo onbelangrijk lijken omdat ze snel vervliegen in de wind (maar daarom juist zo vatbaar zijn voor commerciële mobilisatie, want wat is er beter dan een koop waarvan je je vijf minuten later al niet meer herinnert waarom je hem gedaan hebt - je kunt er daardoor niet eens op reflecteren om te voorkomen dat je er de volgende keer niet meer intrapt!). Bovendien, en hierin ligt het wonderlijke, de redenatie lijkt niet zozeer te zijn dat we het recht hebben vrij te zijn in onze emoties (dát zou ik beamen), maar dat we het recht hebben vrij te zijn van onze emoties.
Misschien gaat dat helemaal terug op de Christelijke associatie van pijn met schuld. Eva en Adam moeten het Paradijs verlaten, en vanaf dat moment zullen vrouwen in hevige pijn moeten baren. Een helaas gangbare lezing daarvan is dat de pijn een straf is. En dus is pijn een bevestiging van onze schuldigheid. Wat in het huidige tijdsgewricht betekent dat pijn een teken van onvrijheid is. Omdat vrijheid vertaald wordt als ongebondenheid.
Ik kan me iets voorstellen dat erger is dan het missen van mijn dode moeder, namelijk: haar niet missen. Zoals ik me ook iets kan voorstellen dat erger is dan het missen van kinderen, namelijk: dat niet missen. Ik kan me iets ergers voorstellen dan ongewild in mijn verdriet gestort worden, namelijk: mijn verdriet geheel in de hand te kunnen hebben en in te kunnen zetten wanneer ik dat wil. Ik kan me iets ergers voorstellen dan bepaald te worden door krachten die groter, machtiger zijn dan ik, namelijk: mijzelf geheel bepalen.
Ik wil, met andere woorden, gebonden zijn. Daarmee ben ik ook schuldig (nee, niet op de manier waarop je dat nu zou denken, maar in de zin dat ik jou - met wie ik verbonden ben - iets verschuldigd ben vanwege die verbondenheid). En dat gaat gepaard met pijn, want die verbondenheid is onherroepelijk tijdelijk, en de verbreking van die verbondenheid (in het uiterste geval door de dood) komt niet op een moment dat ik uitkies. Ik doe het niet, het wordt met mij gedaan. Ja, zelfs in het geval van zelfdoding of euthanasie: je verricht natuurlijk een handeling daarbij, maar je moet altijd nog maar afwachten wat het gevolg van die handeling zal zijn.
De dood moet je, zoals het leven, worden gegeven.
Misschien is dát wat voor Anna Jarvis zo schandalig was aan Moederdag. Het maakt van een gift iets dat te koop is, en ontdoet het zo van het meest wezenlijke. Ook daarom had ze het in haar protest, denk ik, over dankbaarheid. Het is ook een van de laatste dingen die ik tegen mijn moeder heb gezegd, letterlijk: 'Bedankt voor het leven.' Besmuikt grinnikend, dat wel, want het klinkt cheesy om het te zeggen. Ik weet niet precies waarom. Misschien omdat ik niet weet of ik het leven dat mij gegeven is daadwerkelijk van mijn moeder gekregen heb. Ik bedoel: ik weet niet of je dat wel precies zo kan zeggen. Misschien is het, als ik het zeg, op het sterfbed van mijn moeder, even grappig als gemeend omdat het juist op dat sterfbed duidelijk is dat ook zij dat leven niet bezit. Om het nog even naar dat Bijbelverhaal terug te koppelen: de mens at immers niet van de levensboom, slechts van de boom van de kennis. Dat wil zeggen dat we kunnen weten wat er gebeurt, maar het niet kunnen bepalen. (Waarmee ik niet bedoel dat we niets kunnen bepalen, maar wel dat we met al ons bepalen onderhavig zijn aan wat er al bepaald is)
Zoals de priester in Journal D'un Curé de Campagne van Robert Bresson vaststelt dat geloof kan worden gegeven door mensen die niet geloven: 'O wonder, om te kunnen geven wat we zelf niet bezitten. O, wonder van onze lege handen.’ Daarbij mag je 'geloof' volgens mij vervangen door 'leven', 'hoop', 'liefde', en meer.
Ik kan me het moment van sterven van mijn moeder nog heel goed herinneren. Het was verdrietig natuurlijk, maar ook erg mooi. Ze deed het niet. Het werd met haar gedaan. Het was alsof er iets was waaraan ze zich overgaf. Wij zeiden hardop: ga maar. Alsof het onze roep zou zijn waarnaar ze zou luisteren, maar het is natuurlijk een beetje alsof je tegen de wind zegt: waai maar. En toch is het niet raar om het te zeggen. Omdat het de verbondenheid uitdrukt die ten grondslag ligt aan de pijn van het gemis dat op dat moment binnen luttele seconden zal optreden. En die verbondenheid is belangrijk, niet alleen voor de achterblijvers, maar ook voor degene die gaat.
En dus denk ik vandaag aan mijn moeder, die ik gebeld zou hebben, of niet, waarover ik me dan wellicht schuldig had gevoeld. En dat allemaal getriggerd door de machinerie van de commercie, aangezwengeld door Hallmark, inspelend op Anna Jarvis' religieuze dag van dankbaarheid. Of nee. Ik denk elke dag aan mijn moeder. En bijna alles is daarvoor een trigger. Want bijna alles - nee, alles - in mij is door haar gewild. Niet bepaald, maar gewild, wat wil zeggen: in dankbaarheid ontvangen. Een dankbaarheid die ik moet - wil - blijven teruggeven.