top of page
  • Writer's pictureJoost Baars

Dagsluiting #4: ochtend

VANUIT DE MOZESWOLK


vanuit de mozeswolk

bereikte mij

het toevluchts-

woord


ochtend


daarin hervond ik jou


ontvelde

gespletene


borstkas-

achtige


in jouw lijn van witte as

druk ik mijn vinger af


zo bezaai ik

mijn verdoofde

niethuid


en het hartland

klopt mij toe


nacht nacht nacht


- Martijn Teerlinck, uit: Ademgebed (Lebowski, 2014)



Ik denk dat mijn grootste angst in deze tijd dit is: te moeten gaan slapen zonder er van uit te kunnen gaan dat je weer wakker wordt. Ja, ik vrees het slaapmiddel meer dan de slang in mijn keel. En meer nog dan het doodgaan dat wellicht volgt vrees ik de immense droefheid van dat moment, het niet te weten of die droefheid het slotakkoord van mijn leven zal zijn, of die droefheid het laatste zal zijn dat ik voor mijn dierbaren voel.


Hoe krijg ik grip op die angst? Ik kan mezelf natuurlijk voorhouden dat ik mij aanstel. Dat zou ook kloppen: anderen lopen meer risico dan ik. Maar het angstbeeld komt niet voort uit een overtuiging of een redelijke inschatting en vergt dus ook niet een weerlegging, bijvoorbeeld door statistiek. Het is eerder een soort dwanggedachte, een versie van de doodsgedachten waar ik altijd al geneigd toe ben, maar die in deze nieuwe realiteit ineens in die realiteit enige validatie vinden, en in alle nieuwsberichten een vat aan geschikt beeld- en tekstmateriaal om zich in uit te drukken.


Christian Wiman schrijft in Mijn heldere afgrond (in de vertaling van Willem Jan Otten): 'Er is niets moeilijker dan angsten overwinnen die nuttig zijn geworden voor ons, of het nu is om te verklaren waarom het leven nooit helemaal zijn ware kracht of richting heeft gevonden, of om ambitie te voeden, of om een soort reflectieve, seculiere religie te ontwikkelen die ons, paradoxalerwijs, met anderen verenigt in een gedeelde ervaring van compleet isolement: je thuis voelen in een wereld door je nooit helemaal thuis te voelen in de wereld.'


Dat ik mij aanstel, hoor ik dezer dagen uit verschillende hoeken van de samenleving. Filosofen zeggen op zalvende toon dat we moeten leren aanvaarden dat de dood bij het leven hoort, waarmee ze natuurlijk altijd anderen bedoelen die dat moeten aanvaarden, zelf doen ze dat al. Opinieboeren willen debatteren over hoe veel waardeverlies van hun aandelen ze moeten accepteren voor het redden van de 'zwakkeren', die ze natuurlijk niet zelf zijn. Mijn reactie daarop is om de gruwelijke kant van deze situatie naar voren te halen. Dat ze maar onder ogen zien wat is dat ze vragen, waar het over gaat, dat ze het voelen zoals ik het voel. Tot gruwel van tenminste een van mijn lieve volgers.


Wat is dit tegen elkaar opbieden in gruwelijkheid? Dat is wat ik me afvraag. Al langer, trouwens, als het gaat over onze opiniemachine die poseert als een ideeënarena. Maar wat is het nu? Is het onze collectieve demonstratie aan onszelf dat we dit aankunnen? Twitter is sowieso gebouwd op de illusie dat er macht uit gaat van wat je daar tegen niemand in het bijzonder zegt. Wat dat betreft is Twitter een verzameling slechte gebeden. Maar is de hele opiniemachine dat niet ook? Dit hele over en weer gaan, dat moet demonstreren dat we in control zijn en aankunnen wat ons in feite overmeestert. Het is inderdaad een soort samen in de onmogelijkheid om samen te zijn. De seculiere religie waar Wiman het over heeft, die iets collectiefs en begrijpelijks maakt van wat bij uitstek iets eenzaams en niet te bevatten is: de dood.


Ik merk dat ik er rustig van word als ik even de tijd neem, een wandeling maak, ergens ga zitten, en me voorstel hoe het zal zijn. Slang in mijn keel, happend naar adem, langzaam uitdovend bewustzijn. Wat denk ik dan? Wat voel ik dan? Wat bid ik dan? Ik denk zoiets als dit weergaloze gedicht van de veel te vroeg overleden dichter Martijn Teerlinck, wiens enige en postuum verschenen bundel Ademgebed misschien wel dé bundel voor deze tijd is. Ik denk omdat de hele bundel, precies als dit gedicht, de dood benadert niet als een collectieve, bekende, aanvaarde ervaring - met de valse moed die onze tijd in het Westen zo kenmerkt - maar in eenzaamheid, ontzag en geloof.


Daar put ik hoop uit. Dat ik op dat moment mag denken aan het woord 'ochtend'. Dat ik, ernaar talend, de wolk van de slaap in gaan, mag hopen dat die een 'mozeswolk' is van waaruit wat er maar door kan gaan voor een god mij zal roepen tot een verbond en dat dat verbond de belofte van 'ochtend' behelst. Dat ik mag danken en zweren om nooit te vergeten dat het hart dat mij, 'borstkas-/ achtige', geheel buiten mijn wil of aanvaarding om gaande zal houden een ander woord klopt, namelijk: 'nacht nacht nacht'.

173 views0 comments

Recent Posts

See All
bottom of page